Voortzetten hybride onderwijs en niet uitvoeren ministeriële verplichting tot volledig fysiek onderwijs. Klacht ongegrond.
Voortzetten hybride onderwijs en niet uitvoeren ministeriële verplichting tot volledig fysiek onderwijs. Klacht ongegrond.De klacht richt zich tegen het besluit van het bestuur van de school om door te gaan met hybride onderwijs en de ministeriële verplichting tot volledig fysiek onderwijs naast zich neer te leggen. De school beargumenteert dit door te stellen dat zij het risico op besmettingen van leerlingen wil beperken en het ontbreken van afdoende ventilatie op de school. Klaagster meent dat de school onterecht een eigen afweging maakt en beleid voert op basis van gevoel. Ook het argument met betrekking tot de ventilatie gaat volgens klaagster niet op omdat de ramen opengezet kunnen worden. De school verzoekt de Commissie de klacht niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zichzelf niet bevoegd te verklaren omdat de klachtenprocedure niet bedoeld is voor het opnieuw laten beoordelen van besluiten genomen conform de daarvoor geldende procedures. De Commissie ziet geen aanleiding voor een niet-ontvankelijkheidsverklaring of een onbevoegd verklaring van de Commissie en heeft de klacht derhalve inhoudelijk behandeld.De Commissie begrijpt de opvatting van klaagster dat de school weer volledig open moest en meent dat klaagster daarvoor steun kon vinden in de zienswijze van de minister. Echter ziet de Commissie ook artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van inrichting van het onderwijs is vastgelegd. De minister kan in dat kader geen verplichtingen aan een school opleggen. Ook niet als dit ziet op het volledig openstellen van de school voor alle leerlingen. De Commissie meent dat de school in het onderhavige proces alle redelijkerwijs denkbare belangen en aspecten heeft afgewogen. Het besluitvormingsproces is naar oordeel van de Commissie gedegen, zorgvuldig en volledig geweest. De Commissie acht het besluit derhalve niet kennelijk onredelijk en evenmin onbegrijpelijk.