Klacht over seksuele intimidatie. Klacht gegrond.
Seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag. Klacht deels gegrond.Het wettelijke klachtrecht is ingesteld om bij te dragen aan de kwaliteit van het onderwijs. De Commissie spreekt zich daarom niet uit over de rechtspositionele aspecten van de klacht, maar oordeelt over de bejegening van klaagster en de vraag of sprake is van een goed en veilig schoolklimaat dat is afgestemd op de specifieke zorgbehoefte van de leerlingen. De Commissie komt tot het oordeel dat de klacht over de gedragingen en/of uitlatingen in de seksuele sfeer die binnen of in samenhang met de onderwijssituatie hebben plaatsgevonden en door klaagster als ongewenst worden aangemerkt gegrond is. De directeur heeft zich niet gedragen zoals van hem, zeker gelet op zijn voorbeeldfunctie, mag worden verwacht. De Commissie begrijpt dat het zwaar is voor de medewerkers po de school om de leerlingen (jongeren tussen de 12 en 18 jaar, die vastlopen in het leven door gedragsproblemen of psychiatrische problemen) op het goede pad te krijgen en dat zij soms onder grote druk moeten samenwerken. Dit laat, naar het oordeel van de Commissie echter onverlet dat sprake dient te zijn van een gezond en veilig schoolklimaat. De Commissie geeft het bevoegd gezag, ongevraagd, het advies het pedagogisch klimaat ‘live’ te laten screenen en waar nodig de deskundigheid van medewerker te vergroten nu de Commissie zich zorgen maakt of men zich bewust is welk effect de humor van personeelsleden, waaronder de directeur, kan hebben op kwetsbare leerlingen. Van de leerlingen, zoals hierboven aangegeven, kan en mag niet worden verwacht dat zij inzicht hebben in de subtiele effecten van het juiste pedagogische klimaat waarin zij kunnen gedijen, terwijl dit van de op school werkzame professionals wel mag worden geëist. De klacht jegens de adviseur Personeel & Onderwijs wordt aangemerkt als ongegrond, nu de adviseur er pas in een laat stadium op van de hoogte is gekomen wat er werkelijk aan de hand was en welke problematiek er speelde. Het verwijt dat is nagelaten een veilige werkomgeving aan klaagster te bieden is onvoldoende onderbouwd. Een bemiddelende rol was voor de adviseur niet meer te vervullen en onvoldoende is aangetoond dat de adviseur in een eerder stadium in actie had moeten of kunnen komen.