Klacht over plaatsingsbeleid. Klacht gegrond.
Plaatsingsbeleid, zwaarwegende belangen herplaatsing. Klacht gegrond. De klacht ziet op het plaatsingsbeleid van het bevoegd gezag. De zoon van klagers is de enige van de kinderen uit de buurt die niet op een van de twee basisscholen op loopafstand van de woning van klagers is geplaatst, terwijl beide scholen als voorkeur zijn opgegeven bij de aanmelding van de zoon van klagers voor het schooljaar 2020-2021. Het bevoegd gezag kent al jaren hetzelfde plaatsingsbeleid waarbij het de doelstelling is om kwalitatief goed onderwijs te realiseren op alle basisscholen van het bevoegd gezag. Dit wil het bevoegd gezag onder meer bewerkstelligen door het gelijkmatig verdelen van aangemelde kinderen over de negen basisscholen. Het bevoegd gezag heeft in het kader van het plaatsingsbeleid enquêtes afgenomen teneinde te kunnen bezien waar (toekomstige) ouders aan hechten bij het kiezen van een basisschool. Het bevoegd gezag streeft er naar zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen die uit deze enquêtes blijken. De Commissie stelt vast dat reeds gedurende vele jaren volgens het vaste plaatsingsbeleid wordt gehandeld door het bevoegd gezag. Op basis van dit plaatsingsbeleid heeft het bevoegd gezag in beginsel tot de beslissing tot plaatsing van de zoon van klagers op een school welke niet de voorkeur van klagers heeft te komen. Echter, nadien heeft het bevoegd gezag voor twee andere leerlingen een uitzondering gemaakt op basis van zwaarwegende belangen. Dat de zoon van klagers hierdoor het enige kind uit de buurt is dat geplaatst is op een andere school dan zijn buurtgenootjes maakt dat de Commissie van oordeel is dat het bevoegd gezag haar beslissing alsnog dient te herzien. Dit nu het belangrijkste uitgangspunt van het plaatsingsbeleid, het plaatsen bij vriendjes en vriendinnetjes uit de buurt, maakt dat het onwenselijk is de zoon van klagers als het enige kind uit de wijk niet bij zijn buurkinderen op school te plaatsen. Klacht gegrond.