Klacht over niet deelnemen aan vieringen vanwege geloofsovertuiging. Klacht ongegrond.
Klagers willen niet dat hun kinderen deelnemen aan vieringen vanwege hun geloofsovertuiging.Klagers waren bij inschrijving van hun kinderen op de hoogte van de levensbeschouwelijke visie van de school en hebben daarbij de ouderverklaring ondertekend. Daarin is duidelijk verwoord dat de vieringen waar de kinderen van klagers bij aanwezig moeten zijn, onderdeel zijn van het lesprogramma en de visie van de school. Naar het oordeel van de Commissie hebben ouders door het ondertekenen van de ouderverklaring zich geconformeerd aan het beleid van de school en mogen zij hun kinderen niet voor de viering van de christelijke feesten afmelden.Met betrekking tot de aanwezigheid bij het vieren van dagen als Sinterklaas, Moederdag en Vaderdag dienen ouders een verzoek tot vrijstelling in te dienen. Het schoolbestuur heeft daarin een eigen bevoegdheid om deze vrijstelling te verlenen.Volgens artikel art. 11 onder e, art. 13 van de Leerplichtwet 1969 kan een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen voor de verhindering aan de directeur kennis is gegeven. Bij de gemeente is een lijst bekend van de religieuze (niet christelijk) feestdagen met het daaraan gekoppelde maximale aantal dagen waarvoor een vrijstelling verleend kan worden. De school heeft genoegzaam aan de Commissie aangetoond dat zij zich houdt aan deze wettelijke regeling. De klacht is ongegrond.