Klacht over gescheiden ouders, inschrijving, regie maatwerk, communicatie. Klacht deels gegrond.
Zowel klager als de moeder van de leerling (en de gezinsvoogd in het kader van een ondertoezichtstelling) oefenen het gezag uit over de leerling. De school was ervan op de hoogte dat de ouders van de leerling waren gescheiden en dat de moeder het mogelijk niet eens zou zijn met de inschrijving en/of het OPP. Gelet hierop hebben verweerders conform de wet gehandeld door de handtekeningen van beide ouders van de leerling te vragen voor de inschrijving op de school en het OPP. Dat de gezinsvoogd is ingelicht is vanzelfsprekend in een situatie van ondertoezichtstelling als de onderhavige. Klager heeft belang bij klachtonderdeel over stopzetting van de financiering door school. Ondanks de toezegging van de bestuurder ter zitting tot hervatting van de financiering heeft klager enige tijd in onzekerheid verkeerd over de financiering en daarmee de continuïteit van het maatwerktraject en de begeleiding. De Commissie begrijpt dat de school het noodzakelijk vond om met de Orthopedagogische maatschap te spreken zonder aanwezigheid van klager om regie te kunnen houden op het maatwerktraject van de leerling. Bij blijvende tegenwerking van de kant van de Orthopedagogische maatschap en klager om daaraan vorm te kunnen geven acht de Commissie het begrijpelijk dat de school haar rol in het maatwerktraject heroverweegt. De Commissie is echter van oordeel dat vanuit het belang van de leerling de school niet zo acuut de financiering had mogen stopzetten. Daardoor kwam de begeleiding van de leerling in gevaar. De school had rekening moeten houden met het feit dat het tijd kost om voor die financiering andere bronnen te vinden.