Klacht over doublure leerling
Situatieschets
Klager stelt dat zijn zoon ten onrechte niet is bevorderd naar 6 VWO. Door een minimaal tekort, sprake is van een gemiddelde van 5,88 waar een gemiddelde van 6,0 benodigd is, kan de bevordering niet doorgaan. Klager heeft, na kennisname van het rapport, de mentor gebeld met de vraag de toets voor bedrijfseconomie opnieuw te mogen maken. Als alternatief stelde klager voorts voor dat enige coulance zou worden betreft in verband met de corona-periode. De mentor gaf aan dat het een gezamenlijk besluit van alle docenten betrof en het te laat was er nog iet aan te veranderen. Ook de rector/bestuurder heeft geen aanleiding of mogelijkheid gezien het besluit terug te draaien.
Uitspraak
De Commissie stelt voorop dat zij de beslissing van de school slechts marginaal toetst. De Commissie stelt vast dat de bevorderingsnormen voor klager en zijn zoon bekend waren of konden zijn. De zoon van klager voldoet niet aan de bevorderingsnormen. Anders dan klager heeft betoogd, is de Commissie van oordeel dat wanneer de grenswaarde van een bevorderingsnorm met een klein verschil niet wordt gehaald, dit niet maakt dat van de norm moet worden afgeweken. De omstandigheid dat een leerling er voor kiest niet te leren voor een toets om andere toetsen beter te kunnen leren maakt dat niet anders. De zoon van klager heeft de mogelijkheid zijn mentor hier op te wijzen, voorafgaand aan de docentenvergadering waarin besloten is tot doublure, ook niet aangegrepen. De Commissie komt tot het oordeel dat het besluit de zoon van klager te laten doublure op zorgvuldige wijze en in redelijkheid tot stand is gekomen.