Functioneren van de school op het gebied van beleid, organisatie, passend onderwijs & communicatie. Klacht ongegrond.
Ten aanzien van de klachten over de inhoud van het onderwijs stelt de Commissie voorop dat zij vanuit de aan haar wettelijk verstrekte opdracht dient te oordelen over beslissingen en gedragingen van, in dit geval, de directie en het bevoegd gezag. Een deel van de klachten gaat over de inhoud en uitvoering van het onderwijsprogramma. De inrichting van het onderwijsprogramma is een beleidsbeslissing van het bevoegd gezag. Omdat deze beslissing tot is stand gekomen in de relatie tussen het bevoegd gezag en de formele partners, met name de medezeggenschapsraad, is de beoordeling van die beslissing op grond van de wet voorbehouden aan de Geschillencommissie Medezeggenschap. Aldus behoort het niet tot de taak van de Commissie om te oordelen of de totstandkoming van de samenwerkingsschool op juiste gronden plaats vindt. De Commissie overweegt dat voor zover er sprake is van een verantwoordingsplicht jegens de ouders in het algemeen, deze is ondergebracht in de Wet medezeggenschap op scholen (Wms). Zo bepaalt artikel 10 aanhef en onder a en b Wms dat de medezeggenschapsraad, het orgaan dat de ouders (en dus ook klagers) officieel vertegenwoordigd, instemmingsrecht heeft ten aanzien van de vaststelling of wijziging van het school- en leerplan. Voorts dient het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad op grond van artikel 8 Wms van bepaalde informatie, zoals het onderwijsplan, te voorzien. Indien het bevoegd gezag niet (geheel) aan zijn verplichtingen ter zake voldoet, is het aan de medezeggenschapsraad om desgewenst langs de voorgeschreven wegen actie te ondernemen. Het ligt niet in de rede dat de wetgever naast de genoemde verplichtingen ten aanzien van de verantwoording van en de communicatie de het onderwijskundige beleid, een verdergaande verplichting richting individuele ouders in het leven heeft willen roepen.De klachten die klaagster meermaals heeft geuit richting school en/of bestuur, zijn serieus opgepakt en er is actie ondernomen. Uit de bij GCBO ingediende klacht is op te maken dat dit niet tot tevredenheid van klaagster is, maar uit de stukken blijkt niet welke (concrete) acties klaagster van school en/of het bestuur verwacht. De verder aangeleverde stukken hebben hierin geen verandering gebracht.De Commissie stelt vast dat partijen een andere beleving hebben van het gevoerde gesprek op 24 juni 2019. Het is voor de Commissie niet eenvoudig om de juistheid van de ingenomen standpunten te verifiëren. Mede omdat klaagster ervoor gekozen heeft haar klacht niet mondeling te willen toelichten, zijn er zijn voor de Commissie geen andere omstandigheden of feiten naar voren gekomen die tot een gegrondverklaring van de klacht zouden kunnen leiden.Op basis van de klacht, het verweerschrift en de aanvullende stukken kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van verwijtbaar klachtwaardig gedrag door de directie en/of het bestuur. De klacht is ongegrond.