Klacht over plaatsingsbeleid school en reactietermijn WPO. Klacht ongegrond.
Geen vrije keuze bij het kiezen van een basisschool, het niet eerlijk en conform plaatsingsbeleid nemen van een (her)plaatsingsbesluit en het overschrijden van reactietermijnen. Klacht ongegrond. Klagers stellen dat geen sprake is van een vrije keuze bij het kiezen van een basisschool in de gemeente alwaar zij woonachtig zijn. Voorts stellen klagers dat het bevoegd gezag het (her)plaatsingsbesluit niet op een eerlijke wijze en conform het plaatsingsbeleid heeft genomen, waarbij het bevoegd gezag de daartoe geldende reactietermijnen heeft overschreden. Het bevoegd gezag kent al jaren hetzelfde plaatsingsbeleid waarbij het de doelstelling is om kwalitatief goed onderwijs te realiseren op alle basisscholen van het bevoegd gezag. Dit wil het bevoegd gezag onder meer bewerkstelligen door het gelijkmatig verdelen van aangemelde kinderen over de negen basisscholen. Het bevoegd gezag heeft in het kader van het plaatsingsbeleid enquêtes afgenomen teneinde te kunnen bezien waar (toekomstige) ouders aan hechten bij het kiezen van een basisschool. Het bevoegd gezag streeft er naar zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de wensen die uit deze enquêtes blijken. Voorzover klagers hebben willen klagen over het binnen een redelijke afstand van hun woning voorhanden hebben van onderwijs kan de Commissie daarover geen oordeel uitspreken, nu het recht op vrije keuze de scholen voor openbaar onderwijs betreft. In geval van bijzonder onderwijs, in casu katholiek onderwijs heeft het bevoegd gezag de vrijheid om - binnen redelijke grenzen - een eigen plaatsings- en selectiebeleid te hanteren. Een klacht over het plaatsingsbeleid van het bevoegd gezag dient de Commissie met terughoudendheid te toetsen. Zij toetst of de procedure om het beleid vast te stellen zorgvuldig is geweest en of het bevoegd gezag in redelijkheid tot het beleid heeft kunnen komen. Het plaatsingsbeleid is op verdedigbare gronden tot stand gekomen, de klacht is ongegrond. Ook wat betreft het plaatsingsbesluit geldt dat de Commissie – wegens de eigen beoordelingsruimte van verweerder – marginaal toetst, waarbij gekeken wordt of de beslissing conform het geldende beleid en in redelijkheid genomen is. De Commissie stelt op grond van de stukken en het verhandelde op de zitting vast dat bij de totstandkoming van de plaatsingsbeslissing de plaatsingsprocedure zorgvuldig is gevolgd en het bevoegd gezag in redelijkheid heeft kunnen beslissen niet over te gaan tot herplaatsing. De klacht over dit besluit is ongegrond. Ten aanzien van de klacht dat de op grond van de WPO geldende reactietermijn is overschreden stelt de Commissie vast dat van hiervan sprake is en dat verweerders hebben verzuimd klagers op de hoogte te stellen van de vertraging. Gezien de omstandigheden weegt deze onzorgvuldigheid echter niet zodanig zwaar dat dit leidt tot gegrondverklaring van de klacht. De Commissie stelt vast dat door het opvragen van voorkeuren bij de aanmelding van een leerling verkeerde verwachtingen bij ouders kunnen ontstaan. Ondanks het feit dat aangegeven wordt dat er ‘waar mogelijk rekening wordt gehouden met voorkeuren’ en dat tevens wordt genoemd dat bij de verdeling van de aangemelde kinderen niet alleen rekening gehouden wordt met voorkeuren maar ook met beschikbare plaatsen en de uitgangspunten, geeft het de indruk dat een aankomende leerling in eerste instantie op een voorkeurschool geplaatst wordt. In feite worden de voorkeuren echter voornamelijk gebruikt voor het inventariseren en verdelen van de voedingsgebieden. De Commissie adviseert verweerder dan ook om dit bij de aanmelding nader toe te lichten zodat ouders realistische verwachtingen hebben wat betreft het honoreren van hun voorkeuren.