Klacht over busvervoer, veiligheid en communicatie
De Stichting O., die het busvervoer van de school (gedeeltelijk op vrijwillige basis) verzorgt, is niet los te zien van de school, omdat zij functioneel verbonden is met de school. Er is een band tussen het bevoegde gezag met deze ondersteunende organisatie. Daarbij komt dat voor klagers (en andere ouders) uit bijvoorbeeld de schoolgids niet valt op te maken dat het vervoer niet door de school wordt geregeld. Er is dus wel sprake van zeggenschap van het bevoegde gezag in deze kwestie. De commissie is van oordeel dat niet met zekerheid valt vast te stellen of de aangeklaagde buschauffeur D. al dan niet heeft geslagen tijdens de bewuste busrit. Zo zijn er tegenstrijdige verklaringen van de kinderen in de bus over het incident, heeft de aangeklaagde buschauffeur met klem ontkend dat dit is gebeurd, hebben noch klagers en genoemde ouder van een kind in de bus noch een andere getuige het incident gezien. Naar aanleiding van het incident heeft de directeur twee gesprekken met klagers gehad. Eerst een kort gesprek met de directeur en klagers de dag na het incident. Bij dit gesprek was ook de onderdirecteur aanwezig en kwam later ook de aangeklaagde buschauffeur erbij. Later heeft nog het tweede gesprek met klagers, de directeur en de coördinator vervoer plaatsgevonden. Hoewel de directeur veel onderzoek naar het incident heeft gedaan en met veel personen van verschillende instanties hierover heeft gesproken, heeft zij nagelaten haar bevindingen te communiceren met de klagers. Ook zijn van voormelde gesprekken van de directeur met klagers geen verslagen gemaakt. De commissie stelt vast dat zowel de bestuurder/coördinator vervoer als de leden van de ouderraad ten onrechte niet hebben gereageerd op de aan hen gerichte e-mailberichten, sms-berichten en brieven van klagers. Terwijl dit in deze kwestie voor de communicatie tussen partijen zeker bevorderlijk zou zijn geweest. De commissie doet aanbevelingen.