Klacht over aanmelding op school. Klacht deels gegrond, deels ongegrond.
Klacht met betrekking tot het weigeren van de aanmelding voor de basisschool.Klagers hebben te horen gekregen dat de school “vol” was. Een dochter van de buren is wel toegelaten, hoewel zij later is aangemeld.Voorts beroept de school zich op voorrangsregels, die niet zijn gepubliceerd en waarvan onduidelijk is sinds wanneer ze gelden; het lijkt alsof deze naar aanleiding van vragen van klagers steeds worden aangepast. De wijze waarop wordt omgegaan met de voorrangsregels, is bovendien in strijd met de regels die het bevoegd gezag zichzelf heeft gesteld. De betreffende voorrangsregels zouden evenmin met de medezeggenschapsraad zijn besproken, waardoor ze niet rechtsgeldig zijn. Klagers plaatsen daarnaast kritische kanttekeningen bij de gehanteerde voorrangsregels: deze zijn in strijd met de WPO, leiden tot willekeur, tot gedwongen winkelnering en tot strijd met het gelijkheidsbeginsel.Ten aanzien van de door de school gehanteerde regels heeft de Commissie niet met zekerheid kunnen vaststellen door welk orgaan deze zijn vastgesteld en sinds wanneer zij gelden. Tijdens de hoorzitting is aangegeven, dat, door het groeiend aantal geïnteresseerde ouders, de toelatingsregels steeds moesten worden bijgesteld. Ergens in 2016 zouden de gewraakte regels zijn gaan gelden. Voorts is verklaard dat de voorrangsregels sinds de brief van de staatssecretaris van 20 december 2016 niet meer worden gehanteerd. Sinds die datum zou sprake zijn van een wetsconforme aanpak.De Commissie ziet geen redenen om te twijfelen aan de tijdslijn die in dit verband door de school is neergezet, en aan de beleidsregimes die op de verschillende momenten hebben gegolden. Wel zet de Commissie grote vraagtekens bij de transparantie rond de betreffende regels en de wijze waarop school en bevoegd gezag voldaan hebben aan de geldende (en zichzelf ook opgelegde) publicatieplicht. De gemachtigde van de school en het bevoegd gezag heeft tijdens de hoorzitting aangegeven dat de gang van zaken geen schoonheidsprijs verdient. De Commissie wil hier verder in gaan: school en bevoegd gezag zijn op dit punt in hoge mate in gebreke gebleven. De Commissie oordeelt daarom dat de klacht in zoverre gegrond is.Anders dan klagers, acht de Commissie de gehanteerde voorrangsregels, onder de gegeven omstandigheden, aanvaardbaar. De school maakt onderdeel uit van Kindcentrum S; het bevoegd gezag werkt daartoe samen met de Stichting Y. Doel is om kinderen van 0-12 jaar, in een doorlopende ontwikkellijn, opvang en onderwijs aan te bieden. Vanuit dat perspectief bezien, snapt de Commissie heel goed dat de school aan kinderen van 0-4 jaar, die daadwerkelijk gebruik maken van de opvang, bij voorrang een plaats aanbiedt. Weliswaar maakt de school hier onderscheid en is hier sprake van een zekere mate van gedwongen winkelnering, de Commissie stelt tevens vast dat hier sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond: het belang van een doorlopende ontwikkellijn voor kinderen van 0-12 jaar.De Commissie stelt vervolgens vast dat de situatie van klagers niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de voorrangsregels: dochter L heeft in Kindcentrum S geen gebruik gemaakt van de opvang voor kinderen van 0-4 jaar. Hieraan kan zij dus geen recht op toelating tot de school ontlenen. Tenslotte constateert de Commissie dat de situatie van klagers verschilt van die van de achterburen, van wie de dochter op een later moment succesvol is aangemeld op de school. Anders dan de dochter van klagers maakte dit kind wel gebruik van de opvang voor 0-4 jarigen. In zoverre is geen sprake van gelijke gevallen.In het licht van het vorenstaande concludeert de Commissie dat klagers op geen enkel moment een recht op toelating van hun kind – anders dan plaatsing op de wachtlijst – tot de school hebben gehad. Dit impliceert ook dat de Commissie deze gevolgtrekking niet aan de eerder geconstateerde tekortkomingen van school en bestuur zal verbinden.De klacht is gedeeltelijk gegrond.