Klacht over Passend Onderwijs en verwijdering. Klacht deels gegrond, deels ongegrond.
Passend Onderwijs. De beslissing om vanaf 10 maart 2019 (naam leerling) niet langer tot de school toe te laten komt feitelijk neer op een beslissing om hem van school te verwijderen. Bij een (voornemen tot) verwijdering van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte gelden strenge eisen. Eerst moet deugdelijk onderzoek gedaan zijn naar het ontwikkelingsperspectief, naar de voor de school nog resterende begeleidingsmogelijkheden en dient een andere school te zijn gevonden die bereid is de leerling toe te laten. Dit vloeit voort uit de wettelijke zorgplicht die de school heeft. Voorkomen dient te worden dat een leerling zonder onderwijs thuis komt te zitten. Ook is van belang dat als (mogelijk) plaatsing op een school voor speciaal onderwijs nodig is, het bestuur een toelaatbaarheidsverklaring (hierna: TLV) bij het SWV dient aan te vragen als bedoeld in artikel 18a WPO.De Commissie is van oordeel dat de school gedeeltelijk aan deze strenge eisen heeft voldaan. Er is een ontwikkelingsperspectief opgesteld en de school heeft zich adequaat ingespannen, met behulp van inschakeling van het SWV en andere externe instanties, om (naam leerling) te kunnen begeleiden, helaas zonder het gewenste resultaat. De school had echter niet mogen volstaan met uitsluitend overdracht van de kwestie aan het SWV. De school had en houdt een zorgplicht jegens (naam leerling) zolang geen passend onderwijs elders is gevonden. Het is algemeen bekend dat het moeilijk is om een geschikte plek in het speciaal onderwijs te vinden. De school had de vinger aan de pols moeten houden en om terugkoppeling moeten vragen bij alle betrokken personen en instanties. Mede gezien haar betrokkenheid bij de afgesproken actiepunten in de MDO’s mag van (het bestuur van) de school verwacht worden dat zij erop toeziet dat de ingeschakelde personen en instanties adequaat en tijdig hun acties ondernemen. Dit is niet in voldoende mate gebeurd, waardoor (naam leerling) (te) lang thuis is komen te zitten. Daarnaast is tot op heden geen TLV aangevraagd. De aanvraag kan ook zonder toestemming van de ouders, dus eenzijdig, door de school in gang gezet worden. Mogelijk is dit een gevolg van het streven om er samen met klaagster uit te komen en verharding van het conflict te vermijden. Die aanpak heeft echter een keerzijde. Door geen aanvraag in te dienen, en de feitelijke verwijdering niet als schorsing of formele verwijderingsbeslissing aan te merken heeft de school klaagster de mogelijkheid ontnomen formeel bezwaar aan te tekenen. De Commissie is alles overziend van oordeel dat de school veel heeft geïnitieerd en in overleg met betrokken instanties van alles is uitgezet, maar de school na het gedwongen vertrek van (naam leerling) er onvoldoende op heeft toegezien dat de plannen daadwerkelijk en met de nodige voortvarendheid werden uitgevoerd. Ook was het achteraf bezien beter geweest de formele weg te bewandelen, teneinde klaagster in de gelegenheid te stellen zich daartegen te verweren. De conclusie is dat - ondanks de goede bedoelingen en inspanningen - de school nadat (naam leerling) thuis kwam te zitten onvoldoende regie heeft gevoerd, en daarmee onvoldoende aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat valt haar te verwijten. De klachtonderdelen zijn gegrond.Klaagster stelt dat zij ten onrechte geen kennis heeft gemaakt met mevrouw *, individueel begeleider/psycholoog vanuit het SWV en mevrouw *, ambulante hulpverlener/psycholoog, beiden ingezet om (naam leerling) te ondersteunen. Hier treft de school geen verwijt, dit klachtonderdeel is ongegrond,