Klacht over mishandeling, bejegening, schorsing en verwijdering.
De gestelde mishandeling en/of onjuiste bejegening door de docent is gemotiveerd door de docent weersproken en ook overigens niet aannemelijk geworden. Klaagster maakt bezwaar tegen de tweede schorsing en tegen de beslissing tot verwijdering. Tegen het voornemen tot verwijdering heeft klaagster bezwaar aangetekend. Zij klaagt erover dat hierop ten tijde van de zitting nog niet was beslist. Eerst na de zitting is hierop beslist, waarbij de school zich overigens op het standpunt stelt dat ten onrechte de mogelijkheid tot bezwaar was opgenomen in het schriftelijke voornemen tot verwijdering. Wat er zij van de wettelijke mogelijkheden - indien uitdrukkelijk de mogelijkheid van bezwaar door een school wordt geboden, dient op een ingediend bezwaar te worden beslist. In de betrokken beslissing is vermeld waar binnen twee weken bezwaar daartegen kan worden aangetekend en dat het bezwaar binnen vier weken na binnenkomst zal zijn behandeld en afgerond. Gelet echter op het (gedurende ruim vier maanden) uitblijven van een beslissing op bezwaar acht de commissie de klacht in zoverre gegrond. Ten aanzien van de tweede schorsing voor de duur van vijf schooldagen: In het Voortgezet Speciaal Onderwijs kan een leerling op grond van artikel 40a , eerste lid, Wet op de Expertise Centra (WEC) voor een periode van ten hoogste één week worden geschorst. Ook wanneer de school het voornemen heeft een leerling te verwijderen, mag de daar eventueel aan voorafgaande schorsing maximaal een week duren. Nu de leerling voorafgaand aan de onderhavige beslissing voor de duur van vier schooldagen is geschorst, overschrijdt de schorsingsbeslissing de wettelijk maximale schorsingsduur. Ten tijde van de zitting was (nog) geen sprake van een definitieve beslissing tot verwijdering, maar was wel de procedure ‘voornemen tot verwijdering’ in werking gezet. De commissie gaat ervan uit dat de klacht hiertegen is gericht. De reden van dit voornemen was tweeledig: het gedrag van de leerling en de samenwerking met klaagster. Dit waren valide redenen voor dit voornemen. De school heeft zich voldoende ingespannen om in de tussentijd een andere school of voorziening voor de leerling te zoeken. Voorts is de leerling na de periode van schorsing weer onderwijs op de eigen school aangeboden, waarvan echter slechts zeer kort gebruik is gemaakt, zonder dat daarvan de school een verwijt kan worden gemaakt. De school heeft conform de eigen procedure een adviescommissie ingeschakeld, die na tien weken een advies heeft uitgebracht over (het voornemen tot) verwijdering van de leerling. Ten overvloede overweegt de commissie dat nu de school – in navolging van het advies van de adviescommissie - de beslissing tot definitieve verwijdering van de leerling heeft genomen, het klaagster vrijstaat daartegen op grond van artikel 61, derde lid, WEC (alsnog) bezwaar in te dienen.