Klacht over fysieke intimidatie, communicatie. Klacht gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond.
De Commissie constateert dat de lezingen van partijen met betrekking tot de precieze toedracht van het incident tijdens de gymles uiteenlopen. Het is de Commissie niet duidelijk geworden wat zich precies heeft voorgedaan, maar zowel de leraar als de directeur heeft erkend dat het fysiek ingrijpen in ieder geval onheus was en niet had mogen gebeuren. Het tweede klachtonderdeel richt zich tegen de afhandeling van het incident door de directeur. Klaagster en de leerling hebben een gesprek gehad met de directeur en de leraar kort na het voorval. Hierbij zijn excuses aangeboden door de leraar en ook door de directeur. Klaagster was niet tevreden met deze excuses. De Commissie stelt vast dat na het incident er nog vele gesprekken hebben plaatsgevonden tussen klaagster en de directeur. Helaas heeft dit niet geleid tot een verbetering van de verhoudingen en verliep de communicatie steeds moeizamer. De Commissie merkt hierbij op dat het aan de school als professionele partij is om de gesprekken te accommoderen en hierbij het initiatief te nemen. De Commissie stelt vast dat door de directeur is aangegeven dat de school op de hoogte was van de psychologische begeleiding die door klagers zelf is ingeschakeld voor de leerling. Door de directeur is de leerling aangemeld voor de zorgbespreking en heeft hij vanuit de zorg een coach toegewezen gekregen. Verder heeft de directeur naar aanleiding van het incident maatregelen genomen tegen de leraar. Gezien de opmerkingen van de inspectie gaat de Commissie ervan uit dat dit passende maatregelen zijn. De Commissie is van oordeel dat de directeur het incident adequaat heeft afgehandeld. Omdat het bevoegd gezag het klachtonderdeel dat zich richt tegen de schorsing reeds gegrond heeft verklaard, is de Commissie van oordeel dat klagers geen belang meer hebben bij behandeling van de klacht door de Commissie.